Industrie nieuws

Thuis / Nieuws / Industrie nieuws / Trekstangen voor spuitgietmachines

Trekstangen voor spuitgietmachines

Een spuitgietmachine bestaat uit trekstangen die een plaat en een mal ondersteunen. De ruimte tussen de trekstangen bepaalt de grootte van de mal. Het heeft ook verwarmingsbanden die het vat verwarmen en een constante temperatuur behouden. Trekstangen ondersteunen ook een schroef die het toevoermateriaal doseert en plasticeert.

Walsdikte 166
De trekstang is een onderdeel van een spuitgietmachine die wordt gebruikt om de platen met elkaar te verbinden. Er zijn twee hoofdtypen trekstangen: vrij uiteinde en vast uiteinde. Een vrij uiteinde strekt zich verticaal uit vanaf de eerste plaat, en het vaste uiteinde strekt zich axiaal uit langs de boringas 132. De trekstang kan van elk geschikt materiaal zijn gemaakt, maar is doorgaans behoorlijk zwaar.

Spuitgietmachines gebruiken trekstangen die de bewegende en stationaire platen met elkaar verbinden. Trekstangen verbinden de twee en fungeren als klemkracht over de mal. Elke trekstang is bevestigd aan een zuiger of ander stuk hardware.
Verbindingsnokken 132a, 132b van de trekstang
Spuitgietmachines zijn voorzien van verbindingsinrichtingen om trekstangen op hun plaats te houden en kunnen op meerdere manieren worden bediend. Verbindingsstaven 124 kunnen bijvoorbeeld worden ingeschakeld wanneer de eerste degel 106 wordt gesloten of wanneer de eerste degel wordt geopend. Als alternatief kunnen de verbindingsstaven gedurende een deel van de gietcyclus worden losgemaakt.

Steunrollen zijn onder de trekstang aangebracht en kunnen zijdelings gecentreerd zijn ten opzichte van de trekstang. De steunrol 160a kan verticale componenten hebben, maar kan symmetrisch zijn in het verticale vlak 2178. De steunrol kan ook geconfigureerd zijn met horizontale componenten om de trekstang in contact met de boring 138a te geleiden.

Apparaten voor het aangrijpen van trekstangen 156
Verbindingsapparaten 156 voor verbindingsstangen hebben twee basiskenmerken. Eén hiervan is een steunrol die is bevestigd aan een eerste plaat en is gepositioneerd nabij de respectieve boring 138a-d van de trekstang 124a-d. Het tweede kenmerk is een afstandhouder met twee zijden die op een afstand van elkaar liggen. Deze twee zijden zijn geconfigureerd om aan te grijpen op een complementair draagoppervlak 170 op de trekstang 124a.
Verbindingsapparaten 156 voor verbindingsstangen kunnen steunrollen en uitlijningsorganen omvatten. Deze elementen kunnen aan de eerste plaat 106 zijn bevestigd of daarmee verplaatsbaar zijn. Trekstangen grijpen in deze elementen om het gewicht van de machineonderdelen over te brengen op de trekstang.

Draagoppervlakken voor uitlijning van trekstangen
De draagvlakken van de trekstanguitlijning van een spuitgietmachine zijn van cruciaal belang voor de goede werking van de machine. Ze moeten evenwijdig aan elkaar staan ​​en goed zijn afgesteld. In sommige gevallen moeten hiervoor vulplaatjes worden aangebracht. Het is echter altijd het beste om een ​​expert in civiele techniek te raadplegen.

In één configuratie verschuift de trekstang 2124a naar rechts terwijl de as van de trekstang op één lijn ligt met de boringas. Als gevolg hiervan maakt de steunrol 1160a op twee punten contact met het lageroppervlak 1170. De netto kracht op de trekstang is gelijk aan de som van deze twee krachten.
In een andere opstelling wordt de verbindingsstaaf ondersteund door verbindingsorganen die zich uitstrekken tussen de eerste en tweede platen. Deze verbindingsorganen oefenen een klemkracht uit over de mal. Ze strekken zich uit langs de respectievelijke trekstangassen 126, die verschoven zijn ten opzichte van de machineas 116.

Matrijshoogteregelaar 40
De matrijshoogteregelaar wordt gebruikt om de plaathoogte in te stellen. Dit bedieningsapparaat wordt aangedreven door een hydraulische motor of kettingaandrijving en verplaatst de matrijsplaat. De plaat beweegt langs geleidestangen die zich uitstrekken van de matrijsplaat naar de matrijshoogteplaat.
De platen in een spuitgietmachine zijn verbonden door trekstangen. Om de matrijs te installeren moet de operator de stationaire matrijsplaat 18 en de beweegbare matrijsplaat 5 plaatsen. De platen moeten op een afstand worden geplaatst die voldoende is om de matrijs in de juiste positie te plaatsen.

De matrijshoogte-instelmoeren 21 t/m 24 worden aangedreven door motoren M1-M4. Deze motoren worden bestuurd door de matrijshoogteregelaar 40 op basis van rotatiecommando's. Bovendien sturen de positiedetectoren van de motoren signalen naar de matrijshoogteregelaar 40.

Wilt u meer over ons weten?

Wij bieden oplossingen op maat aan al onze klanten en bieden complete technische adviezen waar uw bedrijf van kan profiteren.